|
||||||||
|
Het is een beetje lastig om een veelzijdige zangeres als Stefania DiPierro te catalogeren, gewoon omdat uit haar hele carrière blijkt dat ze zelf geen rekening houdt met genres of grenzen: of het nu gaat om jazz, fado, bossa of op, als deze zangeres ergens zin in heeft, begint ze er gewoon aan. Wie haar wil situeren, kan ook moeilijk om de naam van Nicola Conte heen: met hem maakte ze een zestal jaar geleden “Natural”, de zomerplaat waarmee we haar leerden kennen en die ons meteen zwaar onder de indruk bracht. Hier stond namelijk een zangeres met erg grote Z, zo iemand van de allure van een David Linx bij ons: bekend en geliefd over de hele wereld, maar in eigen omgeving altijd een beetje in de schaduw actief. Aan grote samenwerkingen heeft het Stefania overigens ook nooit ontbroken, al vind je haar naam voornamelijk terug op lounge- en jazzy chill-compilaties. Ze heeft er ook een jarenlange residentie in de Amsterdamse SupperClub opzitten, net als in de bijhuizen in Rome en Istanbul; en zette destijds haar allereerste stappen in de zogeheten Fez-golf, waar Conte de grote aanstichter van was en waar ze ook saxofonist Gaetano Partipilo leerde kennen, de man die haar op deze nieuwe plaat op een viertal tracks terzijde staat. Dat is het geval op de twee openende en de twee afsluitende tracks, zodat het effect is, dat de plaat, als je ze om en om laat spelen, eigenlijk in twee delen uiteenvalt: vier tracks zonder en vier met de sax van Partipilo, hoewel op de kaft zelf een andere verdeling gemaakt wordt: daar wordt melding gemaakt van een akoestische (tracks 1 tot 4) en een elektronische kant (tracks 5 tot 8), wat eigenlijk alleen maar voor gevolg heeft dat je van een transversale plaat kunt spreken. En dat is dan weer een etiket, waar Stefania zelf het vermoedelijk totaal niet moeilijk mee zal hebben. De sterke, wendbare stem van Stefania draagt de hele plaat, al heeft ze weinig reden tot klagen over het begeleidende pianospel van Mirko Signorile, noch over de bijdragen van ritmesectie Giuseppe Bassi -met zo’n naam moet je wel bassist worden- en drummer Fabio Accardi. Voor opener “Senza Chiedere” grijpt de zangeres terug naar “L’infinito senza farci caso” een veelgeprezen bundel van dichter Franco Arminio, voor “Inutil Paisagem”wordt bij Antonio “Tom” Carlos Jobim aangeklopt, maar alle andere teksten, die, zoals de plaattitel aangeeft, allemaal handelen over “de liefde” -haar hoogten en laagten, de (on)mogelijkheid om ze echt helemaal te beleven, haar veeleisendheid…enfin het diepste der diepten en ik moet zeggen dat die formidabele stem echt elk genre schijnt te beheersen. Dat levert een plaat op, die ten huize van ondergetekende, waar nochtans mensen wonen met erg strenge normen, nu al meerdere dagen naeen zes, zeven keer per dag gedraaid wordt. Dat gebeurt zelden, tenzij de huisgenoten helemaal overtuigd zijn. Dat zijn ze kennel en ik kan hen allerminst tegenspreken: dit is namelijk een volkomen evenwichtige plaat, waarop stemmen, effecten, akoestisch en elektronisch…prachtig bijeenkomen en waar met “”OK ci sto” ook nog eens een heuse potentiële radiohit op staat. (Dani Heyvaert)
|